Schermateriaal

‘Witte pakjes’

Veel mensen kennen schermen vooral “van die witte pakjes”. Inderdaad is schermkleiding een verhaal apart. En niet alleen vanwege dat wit!

Geen harnas

De belangrijkste functie van schermkleding is uiteraard bescherming. De punt van het wapen mag er niet doorheen komen, ook niet als iemand met aanzienlijke kracht geraakt wordt. Maar het pak moet ook flexibel genoeg zijn om in te kunnen bewegen, en bij voorkeur niet al te zwaar of te warm. Een harnas, waarin je amper zelf kunt lopen, is dus geen optie! Een modern schermpak bestaat uit een vest, ondervest en broek, allemaal versterkt met aramidevezels. Dat is een sterke kunststofvezel die ook gebruikt wordt in steekwerende vesten en ook flexibel genoeg is om prettig in te kunnen bewegen. Het is de perfecte stof om ook de punten van de wapens tegen te houden.

Laagjes

Een van de oplossingen voor het combineren van flexibiliteit en bescherming is het dragen van verschillende lagen kleding over elkaar heen: een bovenvest over een ondervest over een schermbroek over een borstbeschermer. De broek sluit hoog – boven het middel – zodat ook bij het uitrekken van het lichaam de buik beschermd blijft.

Het ondervest vormt een extra beschermlaag met name onder oksel en achter de rits van het bovenvest. Het geleidende vest, dat bij floret- en sabelschermen nog over het bovenvest heen wordt gedragen, dient alleen voor de trefferregistratie en heeft geen beschermende functie.


De schermbroek: brede tailleband, met bretels. De pijpen nauwsluitend (elastische band) net onder de knie. Wordt gedragen met lange kousen.

Het ondervest (of onderplastron): halfzijdig vest met één (korte) mouw, vóór breder dan achter. Bedekt de gewapende kant van het lichaam en sluit met (klitten-)band bij de hals en iets boven de taille.

Het (boven-)vest lange mouwen met een schuine ritssluiting aan de
kant van de ongewapende arm of op de rug. Een opstaand kraagje met
klittenbandsluiting, mouwen nauwsluitend om de pols (elastiek). De onderrand valt tot op het heupbot. Met een croissard (’touwtje’ tussen de benen) wordt het vest onderaan op zijn plaats gehouden.

De borstbeschermer: dames dragen vaak een kunststof borstbescherming ter voorkoming van blauwe plekken op teer weefsel. Ook voor heren (veelal jongere jeugd) zijn er kunststof borstbeschermers.

Het geleidende vest

Floret: een mouwloos vest dat de hele romp bedekt, voor en achter. In toevoeging hierop moet het masker voorzien zijn van een keellapstuk wat ook tot het geldig trefvlak behoort.

Sabel: een vest met lange mouwen. Onder de gordel is geen geldig trefvlak, dus daar houdt het geleidend materiaal op. In toevoeging hierop moet het masker in zijn geheel geleidend zijn (van ongelakt ijzer en met volledige geleidende keellap) en moet de schermer een speciale handschoen dragen die ook deels (tot de pols) geleidend is.

Van masker tot masker

De hoofdbedekking van een schermer heet masker (en niet ‘helm’). Het bedekt de voor-, zij- en bovenkant van het hoofd en heeft een keelflap die tot op het schermpak valt om de hals te beschermen. De meeste maskers sluiten op het achterhoofd met klittenband.

Bestond het masker vroeger alleen uit een soort toneelmasker, al snel werd het een soort draadgazen constructie waarmee ook de ogen werden beschermd. De aanbindleertjes werden vervangen door een beugel die rust op het achterhoofd en gaandeweg ging het masker ook de bovenkant van het hoofd en de oren bedekken.

Rond 1930 lijkt het masker al aardig op zijn huidige vorm. In 2004 raakte het masker met plexiglas in zwang. Vooral voor docenten is dit handig, omdat je hun ogen en gezichtsuitdrukking kunt blijven zien. Om veiligheidsredenen wordt het tegenwoordig niet meer gebruikt op wedstrijden.

Sinds 2010 moeten floretmaskers – in elk geval voor toernooien – voorzien zijn van een geleidende keelflap. Met een metalen klemmetje wordt de geleidende strook verbonden aan het overvest.

De sabreurs hadden al een (volledig) geleidend masker, omdat daar ook het (hele) hoofd als trefvlak geldt.

De handschoen

Schermers dragen één handschoen. Deze dient om de wapenhand te beschermen wanneer de punt van de tegenstander langs de kom zou schieten. Vooral bij degen zal dat zeker gebeuren; omdat de hand het dichtstbijzijnde geldige trefvlak is, is het op degen een geliefd doelwit.

Dat de ongewapende hand geen handschoen draagt, is vooral voor beginners oppassen geblazen. Veel mensen hebben de neiging hun lichaam (dat toch goed beschermd is met alle hierboven beschreven kleding!) ‘af te schermen’ met hun ongewapende hand. Als dat lukt – en de tegenstander dus de hand raakt in plaats van de romp daarachter – is dat een pijnlijke ervaring …

FIE en veiligheid  

In de loop van de tijd zijn de veiligheidseisen voor schermkleding steeds strenger geworden. Dankzij de huidige materialen en modellen wordt schermen zelfs niet meer beschouwd als ‘gevaarlijke sport’. Blessures worden vaker veroorzaakt door een misstap of verkeerde beweging dan door de wapens zelf. Schermen behoort tot de top 5 van Olympische Zomersporten met de minste blessures.

De FIE (Federation Internationale Escrime) controleert of schermmaterialen aan alle veiligheidseisen voldoen.
Goedgekeurde materialen zijn te herkennen aan het FIE-embleem. Hierop staat behalve het FIE-logo ook het jaartal van de aanmaak en de maximale belasting van het materiaal (“resist. tissue”). De precieze uitvoering kan per fabrikant verschillen, omdat deze hun eigen merk (of landsnaam) in het embleem verwerken. De maximale belasting voor schermkleding wordt uitgedrukt in Newton (N). 800 Newton betekent dat het materiaal iemand van 80 kg op één naaldhak (oppervlakte 1 vierkante centimeter) zou moeten kunnen houden. Dat klinkt indrukwekkend en misschien zelfs een beetje overdreven. Maar bedenk dat de punt van een wapen ook maar ongeveer één vierkante centimeter is en veel volwassen schermers bovendien zwaarder zijn dan 80 kg. Als ze dan ook nog eens met een fikse sprong vooruit duiken is die 800N (+ de 800N van het ondervest) best prettig!